Afscheidsinterview met Gertjan Aalders

door | 25 jun, 2021 | Ongecategoriseerd | 0 Reacties

Door: Marijn Joop

Decennialang was hij één van de smaakmakers op de opleiding Journalistiek van Windesheim. Voor sommigen dé docent van wie zij het meest geleerd hebben, maar door zijn eigenzinnige en confronterende manier van lesgeven voor anderen iemand waarbij ze bang waren om fouten te maken. Maar wie is nou eigenlijk de persoon Gertjan Aalders?

Ik heb met Gertjan afgesproken op het Lübeckplein in Zwolle. Het is een zonnige woensdag en het loopt tegen het eind van de ochtend. Als ik even vertwijfeld om mij heen heb staan kijken of ik Gertjan al ergens kan ontdekken, komt hij plotseling de hoek om. Ik had hem al ruim een jaar niet meer gezien, maar herken hem ogenblikkelijk.

Hoewel hij in de praktijk al sinds 1 mei, of zoals hijzelf benadrukt: ‘de dag van de arbeid’, afscheid heeft genomen van Windesheim, is Gertjan er maar wat druk mee. In de laatste fase van zijn tijd op de hogeschool heeft hij zich volledig gestort op de verhalende fotojournalistiek en begeleidde hij enkele studenten voor de minor ‘de Droomfabriek’.

Op het Lübeckplein wordt op dat moment een expositie opgetuigd voor ‘De Stad Verbeeldt’, een project waar Gertjan zich aan verbonden heeft. Bevlogen en vol trots vertelt hij mij over het project. Wanneer tussen neus en lippen door de laatste formaliteiten zijn afgehandeld, heeft hij zijn handen vrij.

Gertjan vertelt geanimeerd over het project en het wordt mij meer en meer duidelijk hoeveel waarde hij hecht aan creativiteit. Hoewel hij zichzelf als Neerlandicus meer als een bèta man omschrijft, zijn in zijn ogen creativiteit en kunstzinnigheid uitermate belangrijk. Hij doet uit de doeken hoe hij de afgelopen jaren op verschillende manier heeft geprobeerd de opleiding een creatieve impuls te geven.

Met de aandacht voor visual storytelling, een term die hij naar eigen zeggen zelf op Windesheim heeft geïntroduceerd, probeerde hij studenten te motiveren om een verhaal op een alternatieve manier te vertellen. Hij beschrijft de studententijd als een periode in het leven waarin je als mens creatief gevormd wordt en het heel waardevol is om ‘uitstapjes’ te maken.

Na een tijd gepraat te hebben over creativiteit en eigenzinnigheid besluiten we op de fiets te stappen. Gertjan wordt namelijk verwacht bij de IJsselcentrale, waar een deel van de expositie komt te hangen. Na een omzwerving via het station omdat hij nog even een OV-fiets moest ophalen, rijden wij door de brandende zon langs de IJssel naar de centrale Harculo.

Onderweg vraagt Gertjan mij naar de voortgang van mijn studie. Ik bemerk dat hij een beetje de docenten houding aanneemt waarmee een andere dynamiek ontstaat dan tijdens ons gesprek even daarvoor.

Nadat ik het een en ander heb verteld over waar ik mee bezig ben, komen we te spreken over de kunst van het interviewen. Een onderwerp waarin we elkaar erg lijken te vinden.

,,Een interview is niet een weergave van een persoon, het is een interpretatie van. Als ik erin slaag om dat over te brengen dan heeft dat tot consequentie dat de maker, de interviewer, zich vrijer voelt. Mits die aan een paar randvoorwaarden voldoet ten aanzien van zorgvuldigheid en betrouwbaarheid.’’

Ik vraag Gertjan wie voor hem dan wat betreft de kunst van het interviewen een groot voorbeeld is, en daar hoeft hij geen seconde over na te denken. ,,In de jaren negentig tachtig was dat Ischa Meijer. In zijn boekje Interviewen voor beginners staat een inleiding in van vijf pagina’s, die kende ik zo’n beetje uit mijn hoofd. Zijn interviewstijl heb ik destijds ook geadopteerd. Ischa Meijer was destijds voor mij een groot voorbeeld in zijn scherpte en in zijn humor.

Interviews maken is componeren. Gebruikmakend van het materiaal dat iemand anders jou aanreikt. En dan is het aan jou om daar iets moois van te maken. Volgens mij ga ik daarmee veel verder dan wat in de dagbladjournalistiek gebruikelijk is. Daarna is het een kwestie van eindeloos prutsen.’’

Dat eindeloos prutsen herkent Gertjan ook in het werken aan zijn gedichten, een vorm van kunst die hem duidelijk zeer aanspreekt. ,,Ten tijde van de minor verhalen heb ik vijf jaar lang poëzieonderwijs gegeven. Ik ben van mening dat een deel van het taalvaardigheidsonderwijs, het onderwijs Taalbeheersing of zelfs het journalistieke onderwijs, eruit zou moeten bestaan dat studenten leren poëzie te schrijven. Niet omdat studenten poëten zijn, of dichters zijn en diepe gevoelens hebben. Nee, puur ambacht. Er komt ritme bij kijken, metrum, klank, inhoud, vorm. Het moet rond zijn of juist niet rond. Het moet uitdagen, raadsel oproepen. Van alles.’’

We komen aan bij de IJsselcentrale. Als we na wat gestoei met een hermetisch gesloten hek eindelijk binnen zijn geeft Gertjan mij een rondleiding bij de expositie. Ik zie aan hem dat hij ervan geniet. Stralend en met een bijna kinderlijk enthousiasme wandelt hij door de industriële loods waar de foto’s staan opgesteld. Na de expositie gaan we op twee regisseursstoelen zitten om verder te praten.

Ik vraag Gertjan of hij vindt dat zijn tijd op Windesheim is afgerond. ,,Ik vind van wel. In heb ontzettend lang daar gewerkt, met veel plezier. Creativiteit heb ik op journalistiek de afgelopen vijftien jaar echt op de kaart gezet, vind ik zelf. Daar is ook mij de ruimte toe geboden. Ik zie op verschillende vlakken dat mensen die wat willen, heel veel kunnen binnen de opleiding.

Toen ik in 1983 begon was er helemaal nog niets. Ik was niet veel ouder dan de studenten die ik in de klas had. Gaandeweg heb ik het vak geleerd. In het begin was het allemaal leren. Alles stond nog in de kinderschoenen, het was echt een andere tijd. Ik denk dat de verhuizing naar Zwolle, in 1990, een belangrijke kwaliteitsimpuls is geweest.

De laatste vijftien jaar zijn de meest creatieve jaren geweest. Daarvoor zat ik nog een beetje in het idioom van taalbeheersing en ik denk dat dat parallel loopt aan de ontwikkeling van de opleiding zelf. Los van het feit dat ik het tot de laatste dag Leuk vond (met een hoofdletter) om les te geven, denk ik ook: wat wil je nog meer. Op een bepaald moment moet het afgelopen zijn. Dat is een natuurlijk proces. Ik denk wel dat ik het geluk aan mijn kant heb gehad dat ik niet onderweg ziek ben geworden of dood ben gegaan. Het kan ook fout gaan. Sommige collega’s zijn eruit geknikkerd door de reorganisatie, wat pijn heeft gedaan. In die zin heb ik het geluk dat het goed is gegaan.’’

Toch was het op een gegeven moment flink foute boel. Inmiddels bijna tien jaar geleden kwam de opleiding Journalistiek op Windesheim in opspraak. ,,Ik zie nog de kop. Het was 23 december en we kregen van de commissie te horen; ‘jongens dit wordt onvoldoende’.  De volgende dag stond het groot op de voorpagina van dagblad Trouw. Dat heeft er heel diep ingehakt bij iedereen.

Gertjan voor de klas in begin jaren ’90.

Dat is denk ik voor de mensen die toen werkzaam waren een traumatische ervaring geweest. Op de opleidingen journalistiek was men aan het zoeken naar een manier om de onderzoeksvaardigheden in het reguliere systeem op te nemen. Wij hebben het onhandig gespeeld, is mijn inschatting, door een aantal dingen te pretenderen die we niet konden waarmaken.

We gingen nat op twee onderdelen. De diploma’s waren niet diploma waardig. De studenten moesten een onderzoek doen als onderdeel van hun afstuderen. Die onderzoeken waren niet verantwoord gedaan, terwijl dat wel was gepretendeerd. Datzelfde gold voor de stageverslagen, dat was gewoon één a4-tje met vijf vinkjes en daar waren er ook een aantal van zoek. Dus dat was relatief een puinhoop.

Het is een proces van een aantal jaren geweest waarin we heel erg bang zijn geweest om dingen fout te doen. Het effect is geweest dat we ontzettend zijn gecontroleerd. We hadden ook zelf controlegroepen. Mijn naaste collega moest dus controleren wat ik schreef, dat was niet leuk. Voor die collega niet en voor mij niet. We hebben het collectief doorgemaakt en we zijn er ook collectief uitgekomen, maar het heeft vijf á zes jaar geduurd.’’

Op de achtergrond gaat een boombox keihard aan en beginnen de Rolling Stones te spelen. Dit maakt het voeren van een persoonlijk gesprek toch wat lastig, en ook omdat het uitwerken van een opname waar de muziek hard doorheen drukt een flinke kluif is besluiten we een stukje te gaan lopen.

Gertjan begint enthousiast te praten over de muziek en ik vraag hem of hij zelf een beetje een rocker is. Hij vertelt mij dat hij zelf ook gitaar heeft gespeeld in een bluesbandje. ,,Ik ben qua muziek in die zin een rocker. Zwarte muziek ook, zwarte blues daar weet ik alles van.’’

Gertjan inspecteert de installatievoorschriften van gebouw D in aanbouw (1988)

Na een klein stukje gelopen te hebben komen we aan bij een heuvel. We gaan aan de voet van de heuvel aan het water zitten en maken het ons gemakkelijk en praten nog een beetje door over zijn tijd op Windesheim. ,,De omgeving waarin ik heb mogen werken, zo lang, is mij altijd zeer goed gezind geweest. Ik heb me daarin heel goed kunnen ontwikkelen. Ik denk dat deze expositie mijn slotakkoord is. Ik ben ook trots dat ik er met een gedicht hang, zo ijdel ben ik dan ook wel weer.’’

Vind jij jezelf ijdel? Vraag ik Gertjan, ,,Ja beetje wel’’, is het antwoord. Maar is dat misschien ook iets dat je nodig hebt om karakter te kunnen laten zien? ,,Als je voor de klas staat heb je altijd aandacht. Ook als je de meest grote onzin uitblaat, wordt dat niet altijd herkend. Soms geef je drie colleges achter elkaar hetzelfde vak. Ik heb mezelf in de loop van een middag wel eens horen praten dat je denkt: waar gaat dit over?’’

,,Als je het leuk vindt om les te geven als docent, dan moet je..’’, hij zoekt even naar de juiste bewoording om niet zijn oud-collega’s voor de bus te gooien. Gertjan gooit het over een andere boeg. ,,IJdelheid is mij niet vreemd. En er zijn ongetwijfeld collega’s die zeggen: nou, ik ben helemaal niet ijdel weet je wel. Onzin’’, grapt hij.

En dan ineens komt er een hond aangestoven. We hadden de viervoeter eerder op het terrein zien banjeren en de hond wilde duidelijk graag aandacht. Gertjan pakt een stok en werpt die richting het water. Hij en de hond gaan helemaal op in het spel.

Ik benoem de speelsheid die van het tafereel uitgaat en vraag Gertjan naar de balans vinden tussen serieus zijn maar jezelf niet al te serieus nemen. ,,Ik vind het van belang dat er kwaliteit wordt geleverd, maar tegelijkertijd zie ook wel: na mij komt een ander. En wat ik vandaag lever is morgen toch wel weer verschwunden door het stof. Ik neem mezelf echt serieus, maar ik kijk ook even naar het krachtenveld.

Toen Geert Bouw twee maanden met verlof was en terugkwam vroeg hij: en heb je me gemist? Nu mag ik Geert ontzettend graag. Ik zeg: ‘Geert ik houd ontzettend van je maar ik heb je niet gemist.’ En dat geldt ook voor mij. Iedereen houdt van mij, hoop ik. Misschien niet iedereen. Maar over drie maanden ben ik ook weer vergeten.’’

Is dat ook iets dat je studenten probeert mee te geven, ook om ze te wapenen tegen deze tijd? ,,Ik denk dat ik dat probeer niet te doen. Want als ik studenten die onzeker zijn die tweede helft ook mee geef, dan maak ik ze nog onzekerder.’’ Met jouw eigenzinnigheid en confrontatie zullen er toch wel mensen zijn geweest die daar misschien geen baat bij hadden, misschien nog terughoudender en onzekerder zijn geworden? ,,Nou dat hoop ik niet. Ik hoop dat studenten niet onzekerder zijn geworden door mijn aanpak.’’

,,Ik streef kwaliteit na en ik vind dat dat ook een opdracht in je leven zou moeten zijn. Ik denk toch dat je moet proberen je potenties te verwezenlijken en dat dat goed is voor de samenleving. Maar in de kwetsbare leeftijdsgroep ook nog confronteren met het feit dat het er uiteindelijk toch allemaal niet toe doet? Dan denk ik nou, daar ben ik niet voor ingehuurd.

Hoewel deel van mijn ironie toch wel is dat ik daarmee speel. Dan moet ik soms een stapje terug doen. Een heel klassiek voorbeeld, misschien wel dertig jaar geleden. Ik had een hele stugge, Friese jongen. Die jongen die heette Broer, ik ben het nooit vergeten. Ik heb altijd iets met namen. En ik zeg tegen hem met droge ogen: Broer, heb jij ook een zus? En dat kon hij niet waarderen. Er zijn meer voorbeelden, ik flap dat er allemaal uit.’’

Dan besluit ik een onderwerp aan te snijden waarvan ik mij kan voorstellen dat het bij Gertjan gevoelig ligt. Ik vraag hem naar een voorval met een student die een website had opgezet waarop deze felle kritiek uitte op hem als persoon en zijn manier van lesgeven.

Gertjan vertelt dat daar meer bij speelde en dat de student dingen heeft gezegd die hem een erg bedreigd en onveilig gevoel gaven. ,,Ik heb mij heel onveilig gevoeld, dat was geen leuke periode. Als ik van Windesheim af liep, door het tunneltje heb ik wel een tijd een onbehaaglijk gevoel gehad.

Ik denk niet dat ik iets fout heb gedaan. Aan de andere kant denk ik wel dat door hem klassikaal te wijzen op het feit dat hij voor de derde keer een dt-fout maakt, typisch een geval van iemand die die humor van mij niet begrijpt en daardoor persoonlijk bijzonder geraakt is. Maar de vraag is of ik me dat verwijt of dat ik moet constateren dat niet iedereen de grappen en grollen van Aalders begrijpt. Wat ik hem verwijt is dat hij mij heeft bedreigd.

Als je het vergelijkt, de impact van deze casus tegenover het nat gaan (de situatie met de opleiding in 2012) is dit een fractie daarvan. Men ziet dat ik in die zin niet veranderd ben, een grap maak en kwaliteit lever. Het is een nare casus, maar ik kan niet zeggen dat ik daardoor gehavend ben.’’

Terwijl Gertjan en de hond elkaar op speelse wijze uitdagen vraag ik hem hoe hij terugkijkt op de afgelopen jaren op Windesheim en wat hij daaruit meeneemt. ,,Ik heb het heel erg waardevol ervaren om studenten te begeleiden in het vak. Dat ik ze iets over taal heb geleerd, dat ik ze sensitief heb gemaakt en dat ik een bijdrage heb geleverd in het grote verband aan de ontwikkeling tot journalist.

Ik had dit vak niet kunnen uitoefenen bij de opleiding communicatie, in die zin ben ik ook een product van de opleiding. Het is waanzinnig om te zien hoe studenten met de bagage die ze hebben opgebouwd in twee jaar opleiding dat ze die bagage gaan activeren op het moment dat ze op stage gaan. Dat vind ik een van de kernaspecten van het docentschap. Dat je een student ziet groeien en dat jij daar een bijdrage aan hebt mogen leveren. Ik denk dat dat is wat ik het meest ga missen.’’

Streef naar kwaliteit,
Durf dingen te maken,
Durf het zelfvertrouwen te hebben om dat ook te doen,
Het kan niet raar genoeg zijn.

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *