Door: Kyra Delemarre
School is weer begonnen, maar ik zit met mijn gedachten nog steeds midden in de vakantie. Het is ieder jaar weer heerlijk om Nederland erop uit zien trekken met caravans en tenten naar Frankrijk, Duitsland, Italië en de Hollandse kust. Hotels en huisjes worden ook volop geboekt, maar toch heeft een groot deel van de Nederlanders de voorkeur voor kamperen.
Na een uur of zeven in de auto, met twintig plaspauzes omdat je moeder steeds zo nodig moet, kom je dan aan op de camping in Zuid-Frankrijk. Het druilerige Nederlandse weer is ingewisseld voor de brandende zomerzon en dat maakt die stijfheid in je benen van het stilzitten helemaal goed.
Dan moet je een plekje uit gaan zoeken. Eigenlijk wil je ’s ochtends schaduw, maar alle goeie plekken zijn al bezet, behalve eentje helemaal achteraan. Maar die is tien minuten lopen naar het toiletgebouw en dat gaan we dus even echt niet doen. Dus het wordt een plek waar je elke ochtend om half acht je tent wordt uitgebrand.
Daarna komt het opzetten van de tent. Eén en al gezeik. Wat moest ook alweer eerst, de binnen- of buitentent? Wat is de voorkant nou? Nee pap, zo moet dat niet! Scheerlijnen zijn te kort, de grond is te hard, haringen buigen om, maar uiteindelijk staat ‘ie dan: je tent. Tot je erachter komt dat er een enorme steen onder ligt, precies waar je je luchtbed had neergelegd. Dus nu kunnen de haringen er weer uit en kan je weer opnieuw gaan opbouwen. En dan is er ook nog een luchtbed lek, ook al had je ze thuis nog gecheckt.
Het is nou eenmaal een feit, campings brengen een hoop problemen met zich mee. Luidruchtige buren, uiterst irritante Nederlanders bij het zwembad die zich niet aan de regels houden, moeten pissen ’s nachts en dan helemaal naar het toiletgebouw moeten lopen, vijf minuten kunnen douchen voor de straal koud wordt en de tientallen muggenbulten omdat die citronellaspray nooit écht werkt zoals op de verpakking staat. En wil je wifi? Succes. Loop maar naar dat ene gebouw helemaal aan het begin van de camping, waar het vijf minuten duurt tot je Instagram gerefresht is en waar je ook niet rustig kan zitten, omdat er 24/7 de tour de France aanstaat op een piepkleine tv uit 1997. En zelfs als je de tour wil kijken heb je daar ook niks aan, want er praten standaard drie Franse vijftigplussers doorheen die schijnbaar graag willen dat de hele camping hen hoort.
Maar toch heeft het wel wat, dat campingleven. Van acht uur ’s ochtends tot twee uur ’s nachts buiten zitten, kaartspelletjes spelen, boeken lezen in de zon. En dan in de middag een Frans dorpje doorstruinen met oerlelijke kerkjes, heerlijk stinkende kazen en patisserieën die je nergens anders vindt. Campingvrienden maken, pingpongen en batmintonnen tot je een ons weegt en je opnieuw realiseren hoe ongelofelijk irritant, maar ook hoe gezellig je gezin eigenlijk is wanneer er geen werk, school, internet of Netflix is om jezelf mee te vermaken en je alleen elkaar hebt.
Misschien is dat wel waarom we elk jaar massaal onze tenten en caravans tevoorschijn halen. In een wereld die maar door raast en over ons heen walst is het soms heel fijn om lekker primitief met een tentje op een camping te staan, helemaal weg van de luxe en het comfort dat we thuis voor lief nemen. En hoewel er heel wat te zeuren en te zeiken valt, kijk ik elk jaar weer uit naar het moment dat ik de Autoroute du Soleil af mag rijden en de vakantie kan beginnen. En wanneer het voorbij is, mis ik het meteen.
0 reacties